Eugenie van de Ven, nabestaande

Oom Cees was mijn peetoom. Hij was 83 en al een tijdje aan het kwakkelen. Hij was altijd heel vief geweest, onder andere als vrijwilliger in de terminale thuiszorg, dus waken bij mensen thuis. Begin augustus kregen we te horen dat hij uitgezaaide kanker in de botten had.
Het ging het steeds slechter met hem en hij wist dat er geen beter meer zou komen. Oom Kees was weduwnaar en hij had geen kinderen. Het was dun met de familie die bijna allemaal aan de andere kant van het land woonde en toen ben ik samen met zijn schoonzus, buren en vrienden voor hem gaan zorgen.

Een heel gedoe om zorg voor 24 uur per dag te regelen

Eugenie van de VenIn mijn middagpauze at ik mijn boterham bij hem thuis en hield zo een vinger aan de pols. Maar er was al gauw meer nodig. Hij kon steeds minder en mocht eigenlijk niet meer alleen blijven. Gelukkig had hij een kring van vrienden en buren, en met zijn schoonzus maakte ik een rooster wie wanneer kon komen. Oom Cees vond het moeilijk om geholpen te worden. In het begin was hulp ’s nachts nog niet nodig maar de buurvrouw moest hem ’s nachts regelmatig oprapen als hij uit bed was gevallen. Ik kreeg vakantie en ging nog meer voor hem zorgen. We gingen nu ook ’s nachts waken, ik deed dat samen met mijn zus. Je doet wat nodig is maar het was allemaal zoveel, ik ben echt over mijn grenzen gegaan.

Hij kende de mensen die bij hem kwamen waken

We meldden ons bij Oase voor een intake. Als oom iemand binnen had bleef hij maar praten en praten en gaf zo een beter beeld van hoe de situatie in werkelijkheid was. Gelukkig hadden ze door dat het echt ernstig was en Thuis waken werd ingezet. Elke nacht van 23.00 tot 7.00 uur kwam er iemand, ook zijn vrijwilligers-collega’s van toen.
De hulp van Thuiswaken betekende enorm veel. Er viel veel van ons af want de nachten had iedereen zwaar gevonden. Maar er bleef genoeg over, er was nog zoveel wat geregeld moest worden.
Toen het thuis niet meer ging, kon ome Cees in het Hospice terecht. Hij is daar nog een week liefdevol verzorgd en voelde toen dat zijn einde nabij was. In de uren voorafgaand aan zijn sterven wilde hij wachten op de pastoraal medewerker die hem de ziekenzegening zou geven. Toen zij zijn handen pakte en hem aansprak deed hij zijn ogen open. Dat was zo’n mooi moment. Die avond is hij rustig gegaan.

Hij zei: ‘Als er bij de hospice plaats is wil ik er naar toe’

Zo’n 55 jaar heb ik hem meegemaakt en de laatste jaren hadden we een steeds beter contact. Hij was zo’n lieve man. We hebben geprobeerd om het zo goed mogelijk te doen en ik vind dat ons dat, met de familie, vrienden en buren en daarnaast met Thuis Waken en het Hospice ook is gelukt.