Tonnie Schaufeli van Ballegooij

‘Vanuit Interzorg werk ik hier meer dan 10 jaar in de huishoudelijke dienst. Wij houden van schoon en van schoonmaken. Ik mocht kiezen om op deze locatie te werken en was daar blij mee.

Zo fijn hoe mensen hier wonen in die fase van hun leven. Er wordt voor hen gezorgd, het is gemoedelijk en er is zoveel mogelijk. Ze kunnen hun kamer inrichten met de eigen spulletjes, bloemetjes of desnoods de TV van thuis als iemand dat wil. Dat kan allemaal hier.’

Waar kom je vandaan, vragen veel mensen

‘Ik ben een rasechte Ossenaar, geboren op de Macharenseweg op een steenworp van het hospice. Dat ik Oss ken is voor sommige bewoners belangrijk. Ik weet van het oude zwembad, van die pastoor, de Heuvel en het café waar mijn vader kwam, of van de duiven. Ik ken heel veel mensen en veel mensen kennen mij. En dan kom je mekaar hier wel eens tegen, zoals een bewoner die bij Zwanenberg bij mijn vader had gewerkt. “Ah, ben jij van Toontje van Ballegooij!” Herkenning dus!’

Mensen stellen het erg op prijs als hun kamer schoon is

‘Een bewoner zei: “Ik heb ook in de verzorging gewerkt, ik weet wat schoon is. Dank je wel hè!“

Je past je met schoonmaken aan. Soms komt het niet uit, Bijvoorbeeld als er bezoek is, dat kan ook de huisarts of een notaris zijn óf als de bewoner erg moe is. Dan doen we die kamer op een andere dag.’

Sommige mensen kunnen het zelf niet schoon houden

‘Ze kunnen niks oprapen , zien het niet en knoeien nogal. Er was een bewoner met een hersentumor die zèlf zijn boterhammetje wilde smeren. Hij knoeide verschrikkelijk, kon het niet anders. Ik snap heel goed, hoe erg het is als je wéér een stukje zelfstandigheid moet inleveren en denk dan, toe maar.’

Ik zou jou zo graag helpen, zei ik en gaf haar een knuffel

‘De meeste indruk maakte een bewoner , leeftijdgenoot, met prachtige kinderen. Ze had een eetstoornis. Zoiets heb ik van dichtbij meegemaakt. Deze bewoner redde het niet, steeds was die eetstoornis haar de baas. Ze deed nog een soort tricot breien, punniken. Ik beloofde breigaren voor haar mee te brengen en had dat de week daarop bij me. Toen was ze er niet meer.’

Gaandeweg het stoffen kom je tot gesprekken

‘Mensen vragen je van alles of beginnen te vertellen. Ik maak hier zoveel bijzondere momenten mee.

Er was een bewoner die vertelde dat het haar laatste dagen waren, dat ze gesedeerd zou worden.

Ik zei: “Ik hoop dat de toekomst mag verlopen zoals u hoopt dat ie verloopt.”

En dan zeg je gedag en kijkt om, nog even oogcontact voordat je de deur achter je sluit.’